woordbreuk

luid
weerkaatst
het stom geroffel
van de stilte
op de bodem
van mijn
verslagenheid

ik weet
het horen
is uit
het schallen
het stijgen
uit het
vallen
maar wanneer
klimt
mijn trage ziel
uit deze laagte
weer omhoog

mijn woorden
zijn
mijn woorden
niet
wat heb ik
aan hun boodschap
bijgedragen
ik ben
door woorden
overmeesterd
en door
hun echo
in de steek
gelaten

nog krimpt
in mij
een rake
kreet
en maai ik
met vermoeide
gebaren
door de leegte
waarin
het laatste woord
zich
van mijn rust
ontdeed

wat
kan ik nog
verhalen
ik ben
al bijna
een
die men
vergeet

ik heb
hier
zoveel woorden
liefgehad
en
zoveel raadsels
overwogen
het scheelde
weinig
of ik was
in één
Groot Raadsel
opgelost
al vragend
omgekomen

het woord
verleidt
ontlokt
een bollenveld
aan rijk gerokte
beelden
ik pluk daar
dag
na dag
het frêle licht
en pel
de schellen
van mijn ogen

het woord
heeft
deze wereld
opgelicht
en voorgelogen
het eens zo
ware woord
dat alles
wist
ligt stil
te staren
in zijn sprakeloze
kist

ik weet
het dansen
is uit
het springen
het spreken
uit het
zingen
en
elk geloof
heeft zich
in God
vergist